Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

antwoordend

  1. present participle of antwoorden

Declension

edit
Declension of antwoordend
uninflected antwoordend
inflected antwoordende
positive
predicative/adverbial antwoordend
antwoordende
indefinite m./f. sing. antwoordende
n. sing. antwoordend
plural antwoordende
definite antwoordende
partitive antwoordends

Anagrams

edit