Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

beeldhouwend

  1. present participle of beeldhouwen

Declension

edit
Declension of beeldhouwend
uninflected beeldhouwend
inflected beeldhouwende
positive
predicative/adverbial beeldhouwend
beeldhouwende
indefinite m./f. sing. beeldhouwende
n. sing. beeldhouwend
plural beeldhouwende
definite beeldhouwende
partitive beeldhouwends

Anagrams

edit