Dutch edit

Etymology edit

From bevoogden.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /bəˈvoːx.dənt/
  • (file)
  • Hyphenation: be‧voog‧dend

Adjective edit

bevoogdend (comparative bevoogdender, superlative bevoogdendst)

  1. paternalizing, paternalist
    Desondanks voorziet Inklaar geen verplichte keuring voor de ongeveer drie miljoen breedtesporters die Nederland telt: "Die tijd is geweest, dat is te bevoogdend.
    Notwithstanding [the facts], Dr. Inklaar doesn't anticipate a mandatory testing procedure for the three million Dutch amateur athletes: "That's something that can't be done these days as it would be too paternalizing."

Inflection edit

Inflection of bevoogdend
uninflected bevoogdend
inflected bevoogdende
comparative bevoogdender
positive comparative superlative
predicative/adverbial bevoogdend bevoogdender het bevoogdendst
het bevoogdendste
indefinite m./f. sing. bevoogdende bevoogdendere bevoogdendste
n. sing. bevoogdend bevoogdender bevoogdendste
plural bevoogdende bevoogdendere bevoogdendste
definite bevoogdende bevoogdendere bevoogdendste
partitive bevoogdends bevoogdenders