bondgenoot
Dutch
editEtymology
editFrom bond + genoot, calque of German Bundesgenosse.
Pronunciation
editNoun
editbondgenoot m (plural bondgenoten, diminutive bondgenootje n, feminine bondgenote)
- ally (member of the same alliance; one who offers support when needed)
- Nederland en België waren bondgenoten tijdens de oorlog.
- Netherlands and Belgium were allies during the war.
- De twee landen hebben een langdurige geschiedenis als bondgenoten in tijden van nood.
- The two countries have a long history as allies in times of need.
- In moeilijke tijden kunnen we altijd rekenen op onze bondgenoten voor steun.
- In difficult times, we can always rely on our allies for support.
- (obsolete) fellow member of a federation, confederacy, association, etc.
Derived terms
editDescendants
edit- Afrikaans: bondgenoot