daarachter

Dutch edit

Etymology edit

From Middle Dutch dâerachter. Equivalent to daar +‎ achter.

Pronunciation edit

Audio (file)
IPA^(key): /daːrˈɑxtər/, /ˈdaːrɑxtər/
Hyphenation: daar‧ach‧ter

Adverb edit

daarachter

pronominal adverb form of achter + dat

Inflection edit

Pronominal adverbs of daarachter

preposition	achter
postpositional adv.	achter
+ het (it)	erachter
+ dit (this)	hierachter
+ dat (that)	daarachter
+ wat (what)	waarachter
+ iets (something)	ergens achter
+ niets (nothing)	nergens achter
+ alles (everything)	overal achter

Descendants edit

Negerhollands: daeraster

Retrieved from "https://en.wiktionary.org/w/index.php?title=daarachter&oldid=68790341"