Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

doorgeboord

  1. past participle of doorboren

Declension

edit
Declension of doorgeboord
uninflected doorgeboord
inflected doorgeboorde
positive
predicative/adverbial doorgeboord
indefinite m./f. sing. doorgeboorde
n. sing. doorgeboord
plural doorgeboorde
definite doorgeboorde
partitive doorgeboords