Dutch edit

Etymology edit

From eer +‎ -vol.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈeːr.vɔl/
  • (file)
  • Hyphenation: eer‧vol

Adjective edit

eervol (comparative eervoller, superlative eervolst)

  1. (US) honorable; (UK) honourable
    Hij ontving een eervolle onderscheiding voor zijn diensten aan de gemeenschap.
    He received an honorable award for his services to the community.
    Het is een eervolle taak om deel uit te maken van dit team.
    It is an honorable task to be part of this team.
    Zij heeft een eervolle vermelding gekregen voor haar bijdrage aan het project.
    She received an honorable mention for her contribution to the project.

Inflection edit

Inflection of eervol
uninflected eervol
inflected eervolle
comparative eervoller
positive comparative superlative
predicative/adverbial eervol eervoller het eervolst
het eervolste
indefinite m./f. sing. eervolle eervollere eervolste
n. sing. eervol eervoller eervolste
plural eervolle eervollere eervolste
definite eervolle eervollere eervolste
partitive eervols eervollers

Adverb edit

eervol

  1. (US) honorably; (UK) honourably
    Hij heeft zich altijd eervol gedragen in zijn carrière.
    He has always acted honorably in his career.
    De atleet heeft het spel eervol gespeeld en met sportiviteit verloren.
    The athlete played the game honorably and lost with sportsmanship.
    Zij heeft het conflict eervol proberen op te lossen.
    She tried to resolve the conflict honourably.

Anagrams edit