Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

geëxciteerd

  1. past participle of exciteren

Declension

edit
Declension of geëxciteerd
uninflected geëxciteerd
inflected geëxciteerde
positive
predicative/adverbial geëxciteerd
indefinite m./f. sing. geëxciteerde
n. sing. geëxciteerd
plural geëxciteerde
definite geëxciteerde
partitive geëxciteerds