Dutch edit

Etymology edit

From half +‎ waarde +‎ tijd, calque of German Halbwertzeit.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈɦɑlf.ʋaːr.dəˌtɛi̯t/
  • (file)
  • Hyphenation: half‧waar‧de‧tijd

Noun edit

halfwaardetijd f (plural halfwaardetijden, diminutive halfwaardetijdje n)

  1. half-life [from early 20th c.]
    • 1914, covering a lecture by Karl v. Noorden, "Over radium en thorium in de inwendige geneeskunde", part I, tr. from German, original from Deutsche Revue, page 98.
      Als maat dier snelheid heeft men den zoogen. halfwaardetijd gekozen, d. i. de tijd, die verloopt, totdat een bepaalde hoeveelheid van een radio-actief lichaam onder afgifte der kenmerkende straling, voor de helft is overgegaan in het volgende element der reeks. Deze halfwaardetijden loopen geweldig uiteen, van enkele seconden tot milliarden jaren. Het uranium, boven aan de reeks staande, heeft een halfwaardetijd van 5000 millioen jaren; []
      As a measure for that rate the socalled half-life has been chosen, i.e. the time that passes until a certain quantity of a radioactive body, accompanied by the emission of the characteristic radiation, has halfway passed into the next element of the series. These half-lives vary formidably, from a few seconds up to billions of years. Uranium, standing at the top of the series, has a half-life of 5000 million years; []
    Synonym: halveringstijd