Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

noemend

  1. present participle of noemen

Declension

edit
Declension of noemend
uninflected noemend
inflected noemende
positive
predicative/adverbial noemend
noemende
indefinite m./f. sing. noemende
n. sing. noemend
plural noemende
definite noemende
partitive noemends

Anagrams

edit