Afrikaans edit

Etymology edit

From Dutch onbekend, from Middle Dutch onbekent. Equivalent to on- +‎ bekend.

Pronunciation edit

Adjective edit

onbekend (attributive onbekende, comparative onbekender, superlative onbekendste)

  1. unknown

Antonyms edit

Derived terms edit

Dutch edit

Etymology edit

From Middle Dutch onbekent. Equivalent to on- +‎ bekend.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˌɔn.bəˈkɛnt/
  • (file)
  • Hyphenation: on‧be‧kend
  • Rhymes: -ɛnt

Adjective edit

onbekend (comparative onbekender, superlative onbekendst)

  1. unknown
    De oorsprong van het artefact is onbekend.The origin of the artifact is unknown.
    Er is een onbekend nummer dat mij belt.An unknown number is calling me.
    De onbekende plant groeit in de tuin.The unknown plant is growing in the garden.
  2. anonymous
    De auteur van het boek bleef onbekend.The author of the book remained anonymous.
    Er is een onbekend bericht op het bord.There's an anonymous message on the board.
    Ze kreeg een onbekende brief in de post.She received an anonymous letter in the mail.

Inflection edit

Inflection of onbekend
uninflected onbekend
inflected onbekende
comparative onbekender
positive comparative superlative
predicative/adverbial onbekend onbekender het onbekendst
het onbekendste
indefinite m./f. sing. onbekende onbekendere onbekendste
n. sing. onbekend onbekender onbekendste
plural onbekende onbekendere onbekendste
definite onbekende onbekendere onbekendste
partitive onbekends onbekenders

Derived terms edit

Descendants edit

  • Afrikaans: onbekend
  • Negerhollands: onbekend, onbekent
  • Papiamentu: onbekein, ombekein

Anagrams edit