Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Verb edit

ontweken

  1. inflection of ontwijken:
    1. plural past indicative
    2. (dated or formal) plural past subjunctive

Participle edit

ontweken

  1. past participle of ontwijken

Declension edit

Inflection of ontweken
uninflected ontweken
inflected ontweken
positive
predicative/adverbial ontweken
indefinite m./f. sing. ontweken
n. sing. ontweken
plural ontweken
definite ontweken
partitive ontwekens