Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

ontwijkend

  1. present participle of ontwijken

Declension

edit
Declension of ontwijkend
uninflected ontwijkend
inflected ontwijkende
positive
predicative/adverbial ontwijkend
ontwijkende
indefinite m./f. sing. ontwijkende
n. sing. ontwijkend
plural ontwijkende
definite ontwijkende
partitive ontwijkends