Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

opgevolgd

  1. past participle of opvolgen

Declension

edit
Declension of opgevolgd
uninflected opgevolgd
inflected opgevolgde
positive
predicative/adverbial opgevolgd
indefinite m./f. sing. opgevolgde
n. sing. opgevolgd
plural opgevolgde
definite opgevolgde
partitive opgevolgds