Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

opwekkend

  1. present participle of opwekken

Declension edit

Inflection of opwekkend
uninflected opwekkend
inflected opwekkende
positive
predicative/adverbial opwekkend
opwekkende
indefinite m./f. sing. opwekkende
n. sing. opwekkend
plural opwekkende
definite opwekkende
partitive opwekkends