Dutch

edit

Etymology

edit

From the now obsolete Dutch verb roeken (to care, to worry (about)) +‎ -loos. Compare German ruchlos, English reckless.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Adjective

edit

roekeloos (comparative roekelozer, superlative meest roekeloos or roekeloost)

  1. reckless

Inflection

edit
Declension of roekeloos
uninflected roekeloos
inflected roekeloze
comparative roekelozer
positive comparative superlative
predicative/adverbial roekeloos roekelozer het roekeloost
het roekelooste
indefinite m./f. sing. roekeloze roekelozere roekelooste
n. sing. roekeloos roekelozer roekelooste
plural roekeloze roekelozere roekelooste
definite roekeloze roekelozere roekelooste
partitive roekeloos roekelozers