Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

uitgelaten

  1. past participle of uitlaten

Adjective

edit

uitgelaten (comparative uitgelatener, superlative uitgelatenst)

  1. exuberant, ebullient, elated

Declension

edit
Declension of uitgelaten
uninflected uitgelaten
inflected uitgelaten
positive
predicative/adverbial uitgelaten
indefinite m./f. sing. uitgelaten
n. sing. uitgelaten
plural uitgelaten
definite uitgelaten
partitive uitgelatens