Dutch

edit

Etymology

edit

From Middle Dutch utevercoren. Equivalent to a past participle of uitverkiezen.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈœy̯t.fɛrˌkoː.rə(n)/, /ˈœy̯t.fərˌkoː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: uit‧ver‧ko‧ren

Adjective

edit

uitverkoren (not comparable)

  1. chosen, elect, selected
    Hij voelde zich vereerd om als een van de uitverkoren gasten op het evenement te zijn uitgenodigd.
    He felt honored to be invited as one of the chosen guests at the event.
    De leider van de partij sprak tot de menigte van de uitverkoren kandidaten voor de verkiezingen.
    The party leader addressed the crowd of selected candidates for the elections.
    Na een intensieve selectieprocedure werden de uitverkoren studenten toegelaten tot de prestigieuze universiteit.
    After an intensive selection process, the chosen students were admitted to the prestigious university.
  2. (archaic) perfect participle of uitverkiezen

Inflection

edit
Declension of uitverkoren
uninflected uitverkoren
inflected uitverkoren
comparative
positive
predicative/adverbial uitverkoren
indefinite m./f. sing. uitverkoren
n. sing. uitverkoren
plural uitverkoren
definite uitverkoren
partitive

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Negerhollands: utverkoren, ytverkooren