Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

veroorzakend

  1. present participle of veroorzaken

Declension

edit
Declension of veroorzakend
uninflected veroorzakend
inflected veroorzakende
positive
predicative/adverbial veroorzakend
veroorzakende
indefinite m./f. sing. veroorzakende
n. sing. veroorzakend
plural veroorzakende
definite veroorzakende
partitive veroorzakends