Dutch edit

Pronunciation edit

  • (file)

Participle edit

verstijvend

  1. present participle of verstijven

Declension edit

Inflection of verstijvend
uninflected verstijvend
inflected verstijvende
positive
predicative/adverbial verstijvend
verstijvende
indefinite m./f. sing. verstijvende
n. sing. verstijvend
plural verstijvende
definite verstijvende
partitive verstijvends