vluchteling

Dutch

Etymology

From vluchten (“to flee”) +‎ -ling or vlucht (“flight”) +‎ -ling.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈvlʏx.tə.lɪŋ/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: vluch‧te‧ling

Noun

vluchteling m (plural vluchtelingen, diminutive vluchtelingetje n, feminine vluchtelinge)

1. refugee
2. fugitive

Derived terms

• bootvluchteling
• klimaatvluchteling
• oorlogsvluchteling
• vluchtelingenkamp
• vluchtelingenopvang

Descendants

• Afrikaans: vlugteling