volwassen

Dutch

Etymology

From vol- (“fully”) +‎ wassen (“grown”).

Pronunciation

• IPA^(key): /vɔlˈʋɑsə(n)/

• audio

  (file)

• Hyphenation: vol‧was‧sen
• Rhymes: -ɑsən

Adjective

volwassen (not comparable)

1. adult, full-grown

   Kinderen groeien op tot volwassen individuen.

   Children grow up into adult individuals.

   Als volwassen persoon ben je verantwoordelijk voor je eigen beslissingen.

   As an adult person, you are responsible for your own decisions.

   Een volwassen eik kan een imposante boom worden.

   A full-grown oak tree can become an imposing tree.

Inflection

Inflection of volwassen
uninflected	volwassen
inflected	volwassen
comparative	—
		positive
predicative/adverbial		volwassen
indefinite	m./f. sing.	volwassen
	n. sing.	volwassen
	plural	volwassen
definite		volwassen
partitive		volwassens

Synonyms

• volgroeid

Derived terms

• jongvolwassen
• volwassenheid
• volwassene