Dutch

edit

Etymology

edit

From weren +‎ -baar.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈʋeːr.baːr/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːrbaːr

Adjective

edit

weerbaar (comparative weerbaarder, superlative weerbaarst)

  1. resilient

Declension

edit
Declension of weerbaar
uninflected weerbaar
inflected weerbare
comparative weerbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial weerbaar weerbaarder het weerbaarst
het weerbaarste
indefinite m./f. sing. weerbare weerbaardere weerbaarste
n. sing. weerbaar weerbaarder weerbaarste
plural weerbare weerbaardere weerbaarste
definite weerbare weerbaardere weerbaarste
partitive weerbaars weerbaarders

Derived terms

edit