winkelketen
Dutch
editEtymology
editCompound of winkel (“shop, store”) + keten (“chain”).
Pronunciation
editNoun
editwinkelketen f (plural winkelketens, diminutive winkelketentje n)
Compound of winkel (“shop, store”) + keten (“chain”).
winkelketen f (plural winkelketens, diminutive winkelketentje n)