Dutch

edit

Etymology

edit

From zee (sea) +‎ schuimen (to plunder, to rob) +‎ -er.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈzeːˌsxœy̯.mər/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zee‧schui‧mer

Noun

edit

zeeschuimer m (plural zeeschuimers, diminutive zeeschuimertje n)

  1. pirate
    • 1840, Jules Lecomte, Morghn de zeeschuimer, J.C. van Kesteren, section 307:
      «(...) Ik ben hier noch MORGHAN, noch vrijbuiter, noch zeeschuimer, noch iets anders dat voor de galg geschikt is, maar wel de groote heer, dien men voor een onregtvaardig vermoeden en eene schandelijke vergissing vergoeding zal moeten geven...»
      "(...) I'm neither Morghan, freebooter, nor corsair, nor anything else fit for the gallows, but I am the noteworthy gentleman who must given a compensation for an unjust suspicion and a dishonorable mistake..."

Synonyms

edit