zuidoostelijk

Dutch

Etymology

From zuidoost +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˌzœy̯tˈoːs.tə.lək/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: zuid‧oos‧te‧lijk

Adjective

zuidoostelijk (comparative zuidoostelijker, superlative zuidoostelijkst)

1. southeastern

Inflection

Declension of zuidoostelijk
uninflected	zuidoostelijk
inflected	zuidoostelijke
comparative	zuidoostelijker
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		zuidoostelijk	zuidoostelijker	het zuidoostelijkst het zuidoostelijkste
indefinite	m./f. sing.	zuidoostelijke	zuidoostelijkere	zuidoostelijkste
	n. sing.	zuidoostelijk	zuidoostelijker	zuidoostelijkste
	plural	zuidoostelijke	zuidoostelijkere	zuidoostelijkste
definite		zuidoostelijke	zuidoostelijkere	zuidoostelijkste
partitive		zuidoostelijks	zuidoostelijkers	—

Adverb

zuidoostelijk

1. southeasterly