Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈaːmˌbreːkənt/
  • Audio:(file)

Participle

edit

aanbrekend

  1. present participle of aanbreken

Declension

edit
Declension of aanbrekend
uninflected aanbrekend
inflected aanbrekende
positive
predicative/adverbial aanbrekend
aanbrekende
indefinite m./f. sing. aanbrekende
n. sing. aanbrekend
plural aanbrekende
definite aanbrekende
partitive aanbrekends