Dutch

edit

Etymology

edit

From af +‎ prijzen (to price).

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Verb

edit

afprijzen

  1. (transitive) to discount, reduce the price of some product or service
    De laptop is tijdelijk afgeprijsd, waardoor het een betere deal is.The laptop is temporarily discounted, making it a better deal.

Conjugation

edit
Conjugation of afprijzen (weak, separable)
infinitive afprijzen
past singular prijsde af
past participle afgeprijsd
infinitive afprijzen
gerund afprijzen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular prijs af prijsde af afprijs afprijsde
2nd person sing. (jij) prijst af, prijs af2 prijsde af afprijst afprijsde
2nd person sing. (u) prijst af prijsde af afprijst afprijsde
2nd person sing. (gij) prijst af prijsde af afprijst afprijsde
3rd person singular prijst af prijsde af afprijst afprijsde
plural prijzen af prijsden af afprijzen afprijsden
subjunctive sing.1 prijze af prijsde af afprijze afprijsde
subjunctive plur.1 prijzen af prijsden af afprijzen afprijsden
imperative sing. prijs af
imperative plur.1 prijst af
participles afprijzend afgeprijsd
1) Archaic. 2) In case of inversion.