Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

ambiërend

  1. present participle of ambiëren

Declension

edit
Declension of ambiërend
uninflected ambiërend
inflected ambiërende
positive
predicative/adverbial ambiërend
ambiërende
indefinite m./f. sing. ambiërende
n. sing. ambiërend
plural ambiërende
definite ambiërende
partitive ambiërends