ambitieus

Dutch

Etymology

Borrowed from Middle French ambitieux. By surface analysis, ambitie (“ambition”) +‎ eus.

Pronunciation

• (Belgium) IPA^(key): /ɑmbi(t)siˈøːs/, /ɑmbiˈ(t)sjøːs/
• (Netherlands) IPA^(key): /ɑmbi(t)ˈʃøːs/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: am‧bi‧ti‧eus
• Rhymes: -øːs

Adjective

ambitieus (comparative ambitieuzer, superlative meest ambitieus or ambitieust)

1. ambitious

Declension

Declension of ambitieus
uninflected	ambitieus
inflected	ambitieuze
comparative	ambitieuzer
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		ambitieus	ambitieuzer	het ambitieust het ambitieuste
indefinite	m./f. sing.	ambitieuze	ambitieuzere	ambitieuste
	n. sing.	ambitieus	ambitieuzer	ambitieuste
	plural	ambitieuze	ambitieuzere	ambitieuste
definite		ambitieuze	ambitieuzere	ambitieuste
partitive		ambitieus	ambitieuzers	—

Related terms

• ambiëren
• ambitie

 

Descendants

• → Indonesian: ambisius