beïnvloedbaar

Dutch

Etymology

From beïnvloeden (“to influence”) +‎ -baar (“-able”).

Pronunciation

• IPA^(key): /bəˈɪn.vlud.baːr/

• Audio

  (file)

• Hyphenation: be‧in‧vloed‧baar

Adjective

beïnvloedbaar (comparative beïnvloedbaarder, superlative beïnvloedbaarst)

1. impressionable, influenceable

Inflection

Inflection of beïnvloedbaar
uninflected	beïnvloedbaar
inflected	beïnvloedbare
comparative	beïnvloedbaarder
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		beïnvloedbaar	beïnvloedbaarder	het beïnvloedbaarst het beïnvloedbaarste
indefinite	m./f. sing.	beïnvloedbare	beïnvloedbaardere	beïnvloedbaarste
	n. sing.	beïnvloedbaar	beïnvloedbaarder	beïnvloedbaarste
	plural	beïnvloedbare	beïnvloedbaardere	beïnvloedbaarste
definite		beïnvloedbare	beïnvloedbaardere	beïnvloedbaarste
partitive		beïnvloedbaars	beïnvloedbaarders	—