bodem
Afrikaans edit
Etymology edit
From Dutch bodem, from Middle Dutch bodem, from Old Dutch *bodom, from Proto-Germanic *butmaz.
Noun edit
Czech edit
Pronunciation edit
Noun edit
bodem
Dutch edit
Etymology edit
From Middle Dutch bodem, from Old Dutch *bodom, from Proto-West Germanic *botm, from Proto-Germanic *butmaz.
Pronunciation edit
Noun edit
bodem m (plural bodems, diminutive bodempje n)
- bottom (e.g. of a box or of the sea)
- De schat ligt begraven op de bodem van de oceaan.
- The treasure is buried on the bottom of the ocean.
- De doos stond op de bodem van de kast.
- The box was standing on the bottom of the cupboard.
- soil, ground
- De boer bewerkte de bodem om gewassen te verbouwen.
- The farmer cultivated the soil to grow crops.
- De planten hebben voedzame bodem nodig om goed te groeien.
- The plants need nutritious soil to grow well.
- earth surface
- De astronauten keken naar de aarde vanuit de bodem van de ruimtecapsule.
- The astronauts looked at the Earth from the earth surface of the space capsule.
- De cartograaf tekende de kaart vanaf de bodem van het landschap.
- The cartographer drew the map from the earth surface of the landscape.
- territory
- Het leger heeft het grootste deel van het vijandige bodem veroverd.
- The army has captured most of the enemy's territory.
- De natie verdedigde haar bodem tegen externe dreigingen.
- The nation defended its territory against external threats.
- (nautical) ship, vessel
- De vloot bestond uit verschillende bodems die klaar waren voor het gevecht.
- The fleet consisted of several ships ready for battle.
- De bodems zeilden over de oceaan op zoek naar avontuur.
- The vessels sailed across the ocean in search of adventure.
Derived terms edit
- aardbodem
- bodembewoner
- bodemen
- bodemkunde
- bodemloos
- bodemonderzoek
- bodemprijs
- bodemschat
- bodemsoort
- bodemtype
- bodemziekte
- oorlogsbodem
- uitbodemen
- verbodemen
- zeebodem
Descendants edit
Serbo-Croatian edit
Verb edit
bodem (Cyrillic spelling бодем)