gaan met die banaan
Dutch
editEtymology
editLiterally, “go with that banana”. Gaan is an infinitive with imperative force.
Pronunciation
editInterjection
edit- (colloquial, Netherlands) go on, get going (commence), go ahead
- 2011, Lisa Gardner, Spaar het meisje, tr. by Ralph van der Aa of Live to Tell.
- Haar broek uittrekken, Alex' gesteven blauwe overhemd van zijn lijf rukken en gaan met die banaan.
- Strip off her jeans, rip off Alex's starched blue shirt, and go to town. (original English)
- 2011, Lisa Gardner, Spaar het meisje, tr. by Ralph van der Aa of Live to Tell.