Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

gelijkend

  1. present participle of gelijken

Declension

edit
Declension of gelijkend
uninflected gelijkend
inflected gelijkende
positive
predicative/adverbial gelijkend
gelijkende
indefinite m./f. sing. gelijkende
n. sing. gelijkend
plural gelijkende
definite gelijkende
partitive gelijkends