Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -aːkt

Participle

edit

geschaakt

  1. past participle of schaken

Declension

edit
Declension of geschaakt
uninflected geschaakt
inflected geschaakte
positive
predicative/adverbial geschaakt
indefinite m./f. sing. geschaakte
n. sing. geschaakt
plural geschaakte
definite geschaakte
partitive geschaakts