glorierijk

Dutch

Etymology

From glorie +‎ rijk.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɣloː.riˌrɛi̯k/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: glo‧rie‧rijk

Adjective

glorierijk (comparative glorierijker, superlative glorierijkst)

1. glorious

   Synonym: glorieus

Inflection

Declension of glorierijk
uninflected	glorierijk
inflected	glorierijke
comparative	glorierijker
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		glorierijk	glorierijker	het glorierijkst het glorierijkste
indefinite	m./f. sing.	glorierijke	glorierijkere	glorierijkste
	n. sing.	glorierijk	glorierijker	glorierijkste
	plural	glorierijke	glorierijkere	glorierijkste
definite		glorierijke	glorierijkere	glorierijkste
partitive		glorierijks	glorierijkers	—