Dutch edit

Etymology edit

From herder +‎ -lijk.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈɦɛr.dər.lək/
  • (file)
  • Hyphenation: her‧der‧lijk

Adjective edit

herderlijk (comparative herderlijker, superlative herderlijkst)

  1. pastoral, pertaining to pastoral care or guidance
    Synonym: pastoraal

Inflection edit

Inflection of herderlijk
uninflected herderlijk
inflected herderlijke
comparative herderlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial herderlijk herderlijker het herderlijkst
het herderlijkste
indefinite m./f. sing. herderlijke herderlijkere herderlijkste
n. sing. herderlijk herderlijker herderlijkste
plural herderlijke herderlijkere herderlijkste
definite herderlijke herderlijkere herderlijkste
partitive herderlijks herderlijkers