hoogachtend

Dutch

Etymology

Compound of hoog +‎ achtend.

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɦoːxˌɑx.tənt/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: hoog‧ach‧tend

Adjective

hoogachtend (comparative hoogachtender, superlative hoogachtendst)

1. having high regard (with an indirect object optionally indicating the object of high regard)

Inflection

Declension of hoogachtend
uninflected	hoogachtend
inflected	hoogachtende
comparative	hoogachtender
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		hoogachtend	hoogachtender	het hoogachtendst het hoogachtendste
indefinite	m./f. sing.	hoogachtende	hoogachtendere	hoogachtendste
	n. sing.	hoogachtend	hoogachtender	hoogachtendste
	plural	hoogachtende	hoogachtendere	hoogachtendste
definite		hoogachtende	hoogachtendere	hoogachtendste
partitive		hoogachtends	hoogachtenders	—

Interjection

hoogachtend

1. (formal) yours sincerely, yours faithfully (ending of a formal letter)