Dutch

edit

Etymology

edit

From Middle Dutch ondogedelijc. Equivalent to on- +‎ deugdelijk.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌɔnˈdøːx.də.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧deug‧de‧lijk

Adjective

edit

ondeugdelijk (comparative ondeugdelijker, superlative ondeugdelijkst)

  1. defective, inferior, unsound

Inflection

edit
Declension of ondeugdelijk
uninflected ondeugdelijk
inflected ondeugdelijke
comparative ondeugdelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial ondeugdelijk ondeugdelijker het ondeugdelijkst
het ondeugdelijkste
indefinite m./f. sing. ondeugdelijke ondeugdelijkere ondeugdelijkste
n. sing. ondeugdelijk ondeugdelijker ondeugdelijkste
plural ondeugdelijke ondeugdelijkere ondeugdelijkste
definite ondeugdelijke ondeugdelijkere ondeugdelijkste
partitive ondeugdelijks ondeugdelijkers

Derived terms

edit