opgeruimd

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈɔpxəˌrœy̯mt/

• Audio:

  (file)

Participle

opgeruimd

1. past participle of opruimen

Adjective

opgeruimd (comparative opgeruimder or meer opgeruimd, superlative opgeruimdst or meest opgeruimd)

1. cheerful

   Synonyms: opgewekt, blijmoedig

Declension

Declension of opgeruimd
uninflected	opgeruimd
inflected	opgeruimde
		positive
predicative/adverbial		opgeruimd
indefinite	m./f. sing.	opgeruimde
	n. sing.	opgeruimd
	plural	opgeruimde
definite		opgeruimde
partitive		opgeruimds