Dutch edit

Etymology edit

From snuiven +‎ -er.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈsnœy̯.vər/
  • (file)
  • Hyphenation: snui‧ver
  • Rhymes: -œy̯vər

Noun edit

snuiver m (plural snuivers, diminutive snuivertje n)

  1. One who sniffs (smells, fragrances) or insufflates (tobacco, cocaine, etc.).
  2. An exhaust or ventilation duct.
    1. (obsolete) A small chimney.
      • 1847 November 2, "Arrest van den Hoogen Raad, van den 2 November 1847", in A. Brocx, James Cohen Stuart, Nederlandsche regtspraak, vol. 29, publ. by gebr. Van Cleef, 1848 (part 2), pages 68 and 69.
        «Overwegende dat dus aan art. 3, zal hetzelve eenen redelijken zin hebben, geene andere beteekenis kan worden gegeven, dan dat de boete van 25 gulden, in dat artikel alleen wordt bedreigd tegen het maken van houten schoorsteenen of snuiver, en zulks zoowel tegen den metselaar of timmerman, als tegen den eigenaar van het gebouwm en dat dit laatste nog duidelijker wordt door de slotwoorden van het artikel, dat de inspecteurs der brandwering zullen verpligt zijn daarvan aan den commissaris van policie kennis te geven, ten einde, conform de wet, de boetschuldigen te doen vervolgen, en de houten schoorsteenen of snuivers te doen wegnemen;
        (please add an English translation of this quotation)
      Synonym: smuiger
    2. (nautical) A submarine snorkel, a snort (UK).
      Synonym: snorkel
  3. (historical) A small room or small outbuilding for cooking, separate from the kitchen.
    • 1874, J. ter Gouw, "De Hollandsche keuken der 17?de eeuw.", in Oud-Holland, publ. by A. W Sijthoff, page 4 (the chapters are paginated separately).
      Niet zelden kookte zij slechts éénmaal 's weeks en warmde de overige dagen slechts den kost op, niet in de keuken, maar in den snuiver ; de bereidde' spijze werd vervolgens in een klein donker vertrek, de stove genoemd, genuttigd.
      (please add an English translation of this quotation)

Derived terms edit