Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Participle

edit

uitgesteld

  1. past participle of uitstellen

Declension

edit
Declension of uitgesteld
uninflected uitgesteld
inflected uitgestelde
positive
predicative/adverbial uitgesteld
indefinite m./f. sing. uitgestelde
n. sing. uitgesteld
plural uitgestelde
definite uitgestelde
partitive uitgestelds