Home
Random
Log in
Settings
Donations
About Wiktionary
Disclaimers
Search
wegconcurreren
Language
Watch
Edit
Contents
1
Dutch
1.1
Etymology
1.2
Pronunciation
1.3
Verb
1.3.1
Conjugation
Dutch
edit
Etymology
edit
Compound of
weg
+
concurreren
.
Pronunciation
edit
IPA
(
key
)
:
/ˈʋɛx.kɔŋ.kyˌreː.rə(n)/
Audio
:
(
file
)
Hyphenation:
weg‧con‧cur‧re‧ren
Verb
edit
wegconcurreren
to
outcompete
, typically by means of arguably
unfair
practices; to
undercut
Conjugation
edit
Conjugation of
wegconcurreren
(weak, separable)
infinitive
wegconcurreren
past
singular
concurreerde weg
past
participle
weggeconcurreerd
infinitive
wegconcurreren
gerund
wegconcurreren
n
main clause
subordinate clause
present tense
past tense
present tense
past tense
1st person
singular
concurreer weg
concurreerde weg
wegconcurreer
wegconcurreerde
2nd person
sing.
(
jij
)
concurreert weg
,
concurreer weg
2
concurreerde weg
wegconcurreert
wegconcurreerde
2nd person
sing.
(
u
)
concurreert weg
concurreerde weg
wegconcurreert
wegconcurreerde
2nd person
sing.
(
gij
)
concurreert weg
concurreerde weg
wegconcurreert
wegconcurreerde
3rd person
singular
concurreert weg
concurreerde weg
wegconcurreert
wegconcurreerde
plural
concurreren weg
concurreerden weg
wegconcurreren
wegconcurreerden
subjunctive
sing.
1
concurrere weg
concurreerde weg
wegconcurrere
wegconcurreerde
subjunctive
plur.
1
concurreren weg
concurreerden weg
wegconcurreren
wegconcurreerden
imperative
sing.
concurreer weg
imperative
plur.
1
concurreert weg
participles
wegconcurrerend
weggeconcurreerd
1)
Archaic
.
2)
In case of
inversion
.
Categories
:
Dutch compound terms
Dutch terms with IPA pronunciation
Dutch terms with audio pronunciation
Dutch lemmas
Dutch verbs
Dutch weak verbs
Dutch separable verbs
Dutch separable verbs with weg
Hidden categories:
Pages with entries
Pages with 1 entry