Dutch

edit

Etymology

edit

Compound of zorg (concern, worry) +‎ wekkend (raising, rousing, causing to arise).

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˌzɔrxˈʋɛ.kənt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zorg‧wek‧kend

Adjective

edit

zorgwekkend (comparative zorgwekkender, superlative zorgwekkendst)

  1. alarming, worrying

Inflection

edit
Declension of zorgwekkend
uninflected zorgwekkend
inflected zorgwekkende
comparative zorgwekkender
positive comparative superlative
predicative/adverbial zorgwekkend zorgwekkender het zorgwekkendst
het zorgwekkendste
indefinite m./f. sing. zorgwekkende zorgwekkendere zorgwekkendste
n. sing. zorgwekkend zorgwekkender zorgwekkendste
plural zorgwekkende zorgwekkendere zorgwekkendste
definite zorgwekkende zorgwekkendere zorgwekkendste
partitive zorgwekkends zorgwekkenders

Derived terms

edit