aangeslagen

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈaːn.ɣəˌslaː.ɣə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: aan‧ge‧sla‧gen

Adjective

aangeslagen (comparative aangeslagener, superlative aangeslagenst)

1. shaken, affected
2. (physics) excited, in a higher state of energy

Inflection

Declension of aangeslagen
uninflected	aangeslagen
inflected	aangeslagen
comparative	aangeslagener
		positive	comparative	superlative
predicative/adverbial		aangeslagen	aangeslagener	het aangeslagenst het aangeslagenste
indefinite	m./f. sing.	aangeslagen	aangeslagener	aangeslagenste
	n. sing.	aangeslagen	aangeslagener	aangeslagenste
	plural	aangeslagen	aangeslagener	aangeslagenste
definite		aangeslagen	aangeslagener	aangeslagenste
partitive		aangeslagens	aangeslageners	—

Participle

aangeslagen

1. past participle of aanslaan

Inflection

Declension of aangeslagen
uninflected	aangeslagen
inflected	aangeslagen
		positive
predicative/adverbial		aangeslagen
indefinite	m./f. sing.	aangeslagen
	n. sing.	aangeslagen
	plural	aangeslagen
definite		aangeslagen
partitive		aangeslagens