Dutch

edit

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -aːkt
  • IPA(key): /ɣəˈ.maːkt/, /xəˈ.maːkt/
  • Hyphenation: ge‧maakt

Adjective

edit

gemaakt (comparative gemaakter, superlative gemaaktst)

  1. artificial, unnatural
  2. fake, insincere

Inflection

edit
Declension of gemaakt
uninflected gemaakt
inflected gemaakte
comparative gemaakter
positive comparative superlative
predicative/adverbial gemaakt gemaakter het gemaaktst
het gemaaktste
indefinite m./f. sing. gemaakte gemaaktere gemaaktste
n. sing. gemaakt gemaakter gemaaktste
plural gemaakte gemaaktere gemaaktste
definite gemaakte gemaaktere gemaaktste
partitive gemaakts gemaakters

Synonyms

edit

Derived terms

edit

Participle

edit

gemaakt

  1. past participle of maken

Inflection

edit
Declension of gemaakt
uninflected gemaakt
inflected gemaakte
positive
predicative/adverbial gemaakt
indefinite m./f. sing. gemaakte
n. sing. gemaakt
plural gemaakte
definite gemaakte
partitive gemaakts