Dutch edit

Etymology edit

From land +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation edit

  • IPA(key): /ˈlɑndələk/
  • (file)
  • Hyphenation: lan‧de‧lijk

Adjective edit

landelijk (comparative landelijker, superlative landelijkst)

  1. national
    Overmorgen wordt het landelijke kampioenschap gehouden.
    The national championship league will be held on the day after tomorrow.
  2. rural
    Het landelijke gebied fungeert als een bufferzone.
    The rural area functions as a buffer zone.

Inflection edit

Inflection of landelijk
uninflected landelijk
inflected landelijke
comparative landelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial landelijk landelijker het landelijkst
het landelijkste
indefinite m./f. sing. landelijke landelijkere landelijkste
n. sing. landelijk landelijker landelijkste
plural landelijke landelijkere landelijkste
definite landelijke landelijkere landelijkste
partitive landelijks landelijkers

Synonyms edit

Derived terms edit