Afrikaans

edit

Etymology

edit

From Dutch vriend, from Middle Dutch vrient, from Old Dutch friunt, from Proto-Germanic *frijōndz.

Pronunciation

edit
  • Audio:(file)

Noun

edit

vriend (plural vriende, feminine vriendin)

  1. friend

Dutch

edit

Alternative forms

edit

Etymology

edit

From Middle Dutch vrient, from Old Dutch friunt, from Proto-West Germanic *friund, from Proto-Germanic *frijōndz. Related to the verb vrijen (to make love; to be in a relationship).

Pronunciation

edit

Noun

edit

vriend m (plural vrienden, diminutive vriendje n, feminine vriendin)

  1. (male) friend
    Luuk en Emma hadden allebei hun vrienden meegenomen naar het feest.
    Luuk and Emma had both brought their friends to the party.
    Die Merlijn, is dat een vriend van je? — Nou, eigenlijk een vriendin.
    This Merlijn person, is he a friend of yours? — Well, we're friends, but actually, Merlijn's a she.
  2. boyfriend (romantic partner)
    Luuk en Emma hadden allebei hun vriend meegenomen naar het feest.
    Luuk and Emma had both brought their boyfriends to the party.
    Is Merlijn je vriend? — Nee hoor, gewoon een vriend.
    Is Merlijn your boyfriend? — No, he's just a friend.
    • 1977, “Luister, Anita!”, in R.Servaes (lyrics), C. van Orsouw (music), Luister, Anita![1], performed by Zangeres Zonder Naam:
      Maar beste vent, hou gerust van je vriend / En strijd voor je rechten / desnoods er voor vechten / Waar ze jou van beschuldigt / heb jij niet verdiend
      But dear chap, don't hesitate to love your boyfriend / And struggle for your rights / fight for them if necessary / The things she accuses you of / you didn't deserve
  3. (Suriname, always in the diminutive, colloquial, derogatory) idiot, asshole, loser
    • 2021 December 17, Iwan Brave, “Minachting [Contempt]”, in De Ware Tijd[2], retrieved 13 March 2022:
      Hoewel hij me kende, werd ik straal genegeerd. Geduldig onderging ik zijn hoogmoedigheid. Toen ik na een uurtje nog steeds lucht bleek, stapte ik op hem af. Hij diste me als een vriendje.
      Although he knew me, he completely ignored me. Patiently I endured his conceit. When, after an hour, I still appeared to be thin air, I approached him. He dissed me as a loser.

Derived terms

edit

Descendants

edit
  • Afrikaans: vriend
  • Berbice Creole Dutch: frindi
  • Javindo: friend
  • Jersey Dutch: vrînt
  • Negerhollands: vriend, vrient
  • Petjo: pring (archaic)