Dutch

edit

Etymology

edit

From Middle Dutch aenbesterven. Equivalent to aan +‎ besterven.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ˈaːn.bəˌstɛr.və(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧be‧ster‧ven

Verb

edit

aanbesterven

  1. (intransitive, with the recipient as the indirect object, formal) to be inherited, to be transferred due to death
    Synonym: aanversterven

Inflection

edit
Conjugation of aanbesterven (strong class 3+7, prefixed, separable)
infinitive aanbesterven
past singular bestierf aan
past participle aanbestorven
infinitive aanbesterven
gerund aanbesterven n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular besterf aan bestierf aan aanbesterf aanbestierf
2nd person sing. (jij) besterft aan, besterf aan2 bestierf aan aanbesterft aanbestierf
2nd person sing. (u) besterft aan bestierf aan aanbesterft aanbestierf
2nd person sing. (gij) besterft aan bestierft aan aanbesterft aanbestierft
3rd person singular besterft aan bestierf aan aanbesterft aanbestierf
plural besterven aan bestierven aan aanbesterven aanbestierven
subjunctive sing.1 besterve aan bestierve aan aanbesterve aanbestierve
subjunctive plur.1 besterven aan bestierven aan aanbesterven aanbestierven
imperative sing. besterf aan
imperative plur.1 besterft aan
participles aanbestervend aanbestorven
1) Archaic. 2) In case of inversion.