analyseren

Dutch

Etymology

From analyse +‎ -eren.

Pronunciation

• IPA^(key): /aːnaːliˈzeːrə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: ana‧ly‧se‧ren
• Rhymes: -eːrən

Verb

analyseren

1. (transitive) to analyse, subject to analysis

Inflection

Conjugation of analyseren (weak)
infinitive	analyseren
past singular	analyseerde
past participle	geanalyseerd
infinitive	analyseren
gerund	analyseren n
	present tense	past tense
1st person singular	analyseer	analyseerde
2nd person sing. (jij)	analyseert	analyseerde
2nd person sing. (u)	analyseert	analyseerde
2nd person sing. (gij)	analyseert	analyseerde
3rd person singular	analyseert	analyseerde
plural	analyseren	analyseerden
subjunctive sing.1	analysere	analyseerde
subjunctive plur.1	analyseren	analyseerden
imperative sing.	analyseer
imperative plur.1	analyseert
participles	analyserend	geanalyseerd
1) Archaic.

Synonyms

• ontleden

Derived terms

• analysering
• overanalyseren

Related terms

• analist
• analysant
• analysator
• analytisch

Descendants

• Afrikaans: analiseer